Portretfotografie buiten

Onder belangstelling van ijs etend Woudenberg namen de Flitsende leden bezit van het Poortplein en onderwierpen onze 3 gastmodellen; Hanneke, Daan en Marian (bedankt Elly!) aan een heuse fotoshoot.

Eerst vertelt de meester:

Als je een reportage fotografeert dan schiet je wat er langs komt. Bij portretfotografie heb je veel meer zaken in de hand. Je kan het model vragen om op een bepaalde plaats te gaan staan, of zijn/haar gezicht te draaien. In de studio heb je zelfs controle over de lichtbronnen, maar buiten heb je waarschijnlijk te maken met de grootste lamp op aarde; de zon. Je kunt echter wel bepalen hoe het licht op het model valt, door jezelf en het model te bewegen. Zie hieronder 4 mogelijke basisposities.

 

portretbuiten


Positie 1:
Het model krijgt het volle zonlicht in het gezicht. Nadelen: Dit geeft vlak licht, veel last van slagschaduwen, geen dynamiek. Kortom af te raden…

Positie 2:
Model krijgt zonlicht van de zijkant. Nadelen: gezicht wordt half belicht en valt dus ook half in de schaduw, dit geeft echter ook weer wat voordelen. Door de belichtte kant smaller te maken dan de schaduwkant oogt het gezicht langer. Voordelen: Veel meer dynamiek, meer diepte en minder last van slagschaduw. Het schaduwvlak kan eventueel opgelicht worden met een reflectiescherm (= karton met verkreukeld aluminiumfolie daarop geplakt..).

Positie 3:
Eigenlijk gelijk aan positie 2, maar dan de andere kant belicht, kan per persoon verschillen, soms 2 beter, soms 3….

Positie 4:
Model krijgt zonlicht van achteren. Hierdoor ontstaat direct een engelengloed rondom het model (leuk effect). Het gezicht is echter zeer weinig belicht, zeker in verhoudingen tot de achtergrond (recht in zon). Begin met een spotmeting op het gezicht, als deze meer dan 4 stops (verdubbelingen van sluitertijd, bij zelfde diafragma) afwijkt van een spotmeting naast het gezicht, is het contrast te hoog, het is dan af te raden om de foto te nemen. Bij een minder groot verschil is het contrast op te vangen d.m.v. inflitsen. In de praktijk is 1 stop onderbelichten op de flits een goede richtlijn om niet te veel en niet te weinig flitslicht op het model te werpen.

Na deze theorie mochten we zelf aan de gang. We kregen nog de tip mee om allerlei attributen te gebruiken en achtergronden te zoeken die rustig zijn en bij het model passen (qua kleur met name).

Alle hoeken en gaten werden uitgeprobeerd en naderhand werden bij Erwin in de winkel de resultaten bekeken en van opbouwend commentaar voorzien.