De opdracht van de eerste keer Back-to-basics was het maken van een fotoserie met verschillende belichtingstijden en diafragma’s.

Nanda heeft de opdracht uitgevoerd maar niet afgedrukt omdat ze het snapt. Het was leerzaam.

 

Tonnie heeft de opdracht op CD staan. Deze is nu niet besproken.

 

Margreet heeft een probleem bij het scherpstellen als zij op de camera belichtingstijd en diafragma handmatig instelt. Zij fotografeerde met een objectief van 28-300 mm. Door een tekort aan licht ontstaat bewegingsonscherpte. Zelfs bij een objectief van 18-55 mm heb je binnen vaak met bewegingsonscherpte te maken. 

Hoe kun je bewegingsonscherpte onderkennen?

  1. Bij groothoekstand is beweging door het afdrukken veel minder zichtbaar dan bij telestand.
  2. Lichtsterkte is in de groothoekstand beter dan in de telestand.[diafragma 2.8 in groothoek is in tele 4 of 5.6] 

De truc om de tijd zo snel mogelijk te krijgen is het kiezen van de grootste opening (laag getal) bij diafragmavoorkeuze (Av). 

Om nog uit de hand te kunnen fotograferen heb je de volgende ezelsbrug: 

1: brandpuntsafstand = uit de hand fotograferen. 

Voorbeelden: 

Dit zijn geen vaste waarden!  Afhankelijk van jouw al dan niet vaste hand kan het verschillen. 

De brandpuntsafstand bij een zoomobjectief kun je op het objectief aflezen. Als je de uitsnede gemaakt hebt kun je bij het streepje de brandpuntsafstand aflezen. Als je dan de belichtingstijd meet kun je zelf bedenken of je bewegingsonscherpte kunt verwachten. 

Voor binnenfotografie bij 100 ISO heb je een statief en een selftimer of afstandsbediening nodig. 

Voorbeeld

50 mm lens; belichtingstijd 1/8 s. Niet mogelijk uit hand fotograferen. Met 1/60 s zou uit de hand wel mogelijk zijn. Je moet 3 stops overbruggen.(1/8 – 1/16 – 1/30 – 1/60)

Daarvoor heb je de volgende mogelijkheden:

  1. Fotograferen in RAW. Hiermee kun je achteraf alles instellen.
  2. Lens met een vaste brandpuntsafstand is lichtsterker dan een zoomlens.
  3. Sterkere lamp indraaien.
  4. ISO van 100 naar 200.

Anders moet je naar een externe flitser. 

Belangrijk is dat je de sfeer behoudt. Voordat je de flitser aan zet moet je de belichting aflezen op de P stand. (bv. 1/15s bij diafragma 4). Als je nu de flitser aan zet gaat de belichtingstijd naar 1/60 s. Dit wil je niet omdat het aanwezige licht dan met 2 stops wordt verminderd.

Daarom zet je de camera op M en stel je de tijd 1/15 s en diafragma 4 met de hand in.

De flitser blijft dan wel meten. Je behoudt dan de sfeer en licht het hoofdonderwerp aan. Hierdoor is er ook minder kans op bewegingsonscherpte bij het hoofdonderwerp. 

Als je de flitser op het plafond richt en een wit kaartje/pvc plaatje achter de flitser bevestigt valt er wat meer licht op het onderwerp en krijg je spitslichtjes in de ogen. 

Belangrijk om beter te fotograferen is om te weten hoe je een foto gemaakt hebt. Je moet leren wat je met een bepaalde instelling kunt bereiken. Heel veel oefenen dus! 

Al met al weer een informatieve avond!